‘Don’t judge a book by its cover’ wordt er vaak gezegd, maar veel mensen zullen dat toch doen. De cover is namelijk het eerste wat iemand van je boek ziet. Of het nu bij een webshop is, in een Instagram-berichtje, of op de tafel bij de lokale boekhandel, de omslag van het boek moet mensen over de streep trekken om het boek op te pakken en in te kijken, of om erop te klikken voor meer informatie.
Als je bij een grote uitgever zit, hoef je je daar geen zorgen om te maken. Die hebben een enorme marketingafdeling, waar mensen met tientallen jaren ervaring al het werk voor je doen. Ze hebben de beschikking over heel veel talentvolle illustratoren en misschien nog wel meer designers die weten waar ze mee bezig zijn.
Maar wat doe je als je in eigen beheer uitgeeft? Ja, dan moet je hulp zoeken. Ik kwam via mijn schrijfcoach bij Stichting Booksupport terecht. In een volgende blog zal ik wat uitgebreider vertellen over de stichting en wat ze voor beginnende auteurs kunnen doen, maar voor nu beperk ik me even tot hun advies over de cover. ‘Zorg dat de titel groot op je omslag staat, want hij moet ook leesbaar zijn als iemand op zijn telefoon zoekt bij een webwinkel.’ Dat is iets waar ik zelf niet direct aan gedacht zou hebben.
Daarna ga je nadenken wat voor soort cover je wilt. Komt er een foto op, of toch een tekening? Ja, dat is een lastige. Na lang nadenken koos ik voor een tekening, want dat past volgens mij toch het beste bij de doelgroep (kinderen van 10 tot 12). Foto’s zie je voornamelijk op boeken voor tieners. Grappig detail is dat ik aan een aantal proeflezers heb gevraagd, of er in het boek ook tekeningen moesten komen. ‘Nee,’ zeiden ze bijna allemaal. ‘Ik wil graag mijn fantasie gebruiken en zelf bedenken hoe alles er uitziet.’
Maar goed, ik dwaal af. Voor een covertekening heb je natuurlijk een illustrator nodig. Een professional is voor iemand die in eigen beheer uitgeeft niet te betalen. Next best thing? Een student van de kunstacademie. En ja, daar kende ik er wel een van: Indy, een oud collega. Ze was super enthousiast toen ik haar een berichtje stuurde via Instagram, en nog geen week later zaten we samen aan de cappuccino, in het zelfde museumcafé waar zij ooit serveerde en prachtige reclameborden tekende.
Ik liet wat voorbeeldjes zien. Wist ik wat ik wilde? Nee, niet precies, maar ik wist wel wat ik níét wilde. Ik had een kinderboek uit mijn jeugd bij me. Sjakie en de chocoladefabriek, destijds helemaal stukgelezen. Prachtige, superrealistische tekeningen die nu echt ontzettend gedateerd overkomen. Ernaast lag een recentere editie van hetzelfde boek, met komische, stripachtige tekeningen die een beetje deden denken aan Hein de Kort. Wat ik wilde, moest ergens tussen die twee stijlen in zitten. Kon Indy daar wat mee? Natuurlijk, want een paar dagen later had ik al schetsen in mijn mailbox zitten. Of dat iets was.
De opzetjes kwamen precies binnen toen ik op schrijfvakantie was (zie mijn vorige blog). Ik liet ze heel enthousiast zien aan de andere schrijvers, de docenten en onze kok. Iedereen vond ze prachtig. Maar welke schets was nu het beste? Daar waren de meningen over verdeeld, en iedereen had goede argumenten om zijn of haar voorkeur te onderbouwen. Na de vakantie vroeg ik mijn collega’s en wat schrijfvrienden om advies. Je raadt het al: uiteindelijk had iedere tekening ongeveer een derde van de stemmen. Ik moest toch zelf een beslissing nemen. Na lang denken koos ik voor het ontwerp waar de kinderen centraal op de pagina stonden (want om hen draait het tenslotte) en waar het Prinsenhof op de achtergrond het herkenbaarste was.
Daarop volgden twee intensieve weken. Indy kwam steeds weer met een nieuwe schets, en dan zei ik: ‘Prachtig, maar die hoed van Jake klopt niet helemaal met het verhaal.’ En de keer daarna: ‘De jurk van Hayley moet nog een molensteenkraag hebben, en Lorna’s haar is te lang.’ Ik was een lastige klant, maar Indy was geduldig. Iedere keer maakte ze weer aanpassingen, tot ik helemaal tevreden was.
Daarna begon het inkleuren. Dat de techniek aquarel zou worden, hadden we al eerder afgesproken, en toen Indy het resultaat liet zien, was ik helemaal in de wolken. ‘Het is nog niet af, hoor,’ zei ze toen. ‘Dit zijn alleen de basiskleuren maar. Er komen nog schaduwen bij.’ En inderdaad, de versie daarna was zo mogelijk nóg mooier.
Na het inscannen heeft ze digitaal nog wat kleine oneffenheidjes weggewerkt. ‘Niet te veel bewerken,’ zei ik. ‘De tekening is zo al mooi genoeg.’ Dat ze zo af en toe een beetje buiten de lijntjes gekleurd had, maakte de tekening in mijn ogen alleen maar speelser en spontaner. Dat mocht ze absoluut niet perfectioneren in de nabewerking, want de tekening wás al volmaakt.
Toen mijn vormgever afhaakte, bood Indy gelijk aan om ook de rest van de cover te ontwerpen. Een lang verhaal kort: na nog een weekje heen en weer appen, had ik de perfecte cover. Dankzij Indy trek ik iedereen die het advies ‘don’t judge a book by its cover’ negeert (hopelijk) toch over de streep. Dankjewel, Indy! Ik had nooit durven dromen dat mijn omslag er zo professioneel uit zou zien.
Indy volgen op Instagram: @indybroeren
Mij en mijn boek volgen op Instagram: @despiegelvanmerlijn
Mij en mijn boek volgen op Facebook: @dennishermankinderboekenschrijver